Niet het niveau van de grote dagen van García Márquez, maar best een onderhoudend boek.
De meningen en commentaren over ‘In augustus zien we elkaar’ van Gabriel García Márquez waren verdeeld, de ene vond het opnieuw een fantastisch meesterwerk, de andere dacht dat het niet het niveau van de grote dagen haalde. Die tweespalt was een reden te meer om het nieuwe boek van ‘Gabo’ te lezen. En ik was zeker niet teleurgesteld, het is best een aangenaam werkje. En met werkje refereer ik niet aan de kwaliteit van het boek, maar wel aan de lengte: nog geen 100 pagina’s, als je voor- en nawoord niet meerekent (ongeveer dezelfde lengte als ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ of ‘Herinnering aan mijn droeve hoeren’) Maar dat hoeft zeker geen domper op de feestvreugde te zijn, integendeel. Op één punt ben ik het met de criticasters wel eens, het boek haalt niet het niveau van de ‘grote dagen’ van García Márquez.
De novelle verhaalt een deel van het leven van een vrouw van middelbare leeftijd die elk jaar op de sterfdag van haar moeder - in augustus dus - naar het eiland reist waar haar moeder begraven ligt. Telkenmale onderneemt ze die reis alleen, zonder haar echtgenoot met wie ze op zich wel een goed en gelukkig huwelijk heeft. De reisjes zijn dan eerder saai en kabbelen rustig voort. Tot op een keer de dame in kwestie een onenightstand beleeft en dan is het hek van de dam. Vanaf dan onderneemt ze elk jaar haar uitstap met de verwachting een soortgelijk avontuur te beleven. Met wisselend succes. De omstandigheden leiden op het einde van het verhaal dan ook tot een verassende wending, maar die hou ik graag voor de lezer die het boek ter hand neemt.